Een van de meest bepalende momenten tijdens mijn schilderopleiding was aan het eind van een vrijdagmiddag toen mijn docent mijn werk kwam bekijken.
De opdracht was om een schilderij te maken met als uitgangspunt een jeugdfoto. Oude verkleurde foto’s geven een nostalgische sfeer. Gezien mijn leeftijd had ik veel keuze uit zwart-wit. Afijn, aan het eind van de dag had ik nog wat tijd over om een snelle opzet te maken, met de bedoeling om het de volgende keer uit te werken. Groot was mijn verbazing toen de docent mij vroeg om dit werk als “af” te beschouwen. Ik moest hard lachen en was zeer verbaasd. Voor mijn gevoel kon dat nog helemaal niet! Het perspectief klopte niet helemaal, die arme duiven leken nog nergens op en als ze al ergens op leken waren het zakdoekjes.
Op de foto was het denk ik najaar. Met mijn moeder, broer en zus liep ik over de Dam. Treuzelde ik? Vroeg mijn moeder me iets? Waarom loop ik als jongste niet aan de hand? Eigenwijs was ik toen nog niet volgens mij. Of liep ik samen met mijn vader die nu de foto nam? Het kan allemaal waar zijn.
Welke inzichten kreeg ik na de opmerking van mijn juf?
EEN: Stop op tijd. Dit moment kun je beter bepalen door regelmatig even afstand van je werk te nemen en even te pauzeren,
TWEE: Snel werken is voor mij een manier om een losse toets neer te zetten.
DRIE: Werk niet teveel in detail uit want dan verdwijnt de spontaniteit.
VIER: Het hoeft niet precies te kloppen.